Visitatierapport rijkscultuurfondsen overhandigd aan directeur-generaal Cultuur en Media

Het visitatierapport van de zes rijkscultuurfondsen is donderdag 11 januari overhandigd aan Barbera Wolfensberger, directeur-generaal Cultuur en Media van het ministerie van OCW. De reguliere visitatie is uitgevoerd door een onafhankelijke visitatiecommissie. Die heeft gekeken naar de manier waarop de rijkscultuurfondsen hun functie en taken vervullen in de periode 2018-2022.

De commissie is positief en schrijft in zijn rapport onder meer dat de fondsen wendbaar en weerbaar zijn en hun afzonderlijke sectoren goed bedienen. 

De zes rijkscultuurfondsen zijn: Fonds voor Cultuurparticipatie, Fonds Podiumkunsten, Mondriaan Fonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds en Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Conclusie

De commissie komt in algemene zin tot de conclusie dat de fondsen grotendeels de goede dingen doen, en deze ook overwegend goed doen. Zo schrijft de commissie onder meer dat de fondsen wendbaar en weerbaar zijn en hun afzonderlijke sectoren goed bedienen. Ook noemt de commissie dat de fondsen een onmisbare schakel zijn, die zijn kracht voor een groot deel ontleent aan deskundigheid en betrokkenheid bij de verschillende kunstdisciplines die een positieve rol hebben gespeeld in de sector. 

In het rapport staan aanbevelingen ter verbetering en versterking van de organisatie van de fondsen.

Commissie

De visitatiecommissie stond onder leiding van Andree van Es (voorzitter) en bestond verder uit: Ann Overbergh, Geert van der Veen, Janwillem Schrofer, Ryclef Rienstra, Saniye Çelik en Maike Olij. 
De commissie werkte volgens een door het ministerie van OCW opgesteld protocol en evalueerde zowel de kwaliteit van uitvoering als de strategische beleidsvoorbereiding. 

Reguliere visitatie

De visitatie is uitgevoerd in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Volgens de Kaderwet (art. 39) dienen zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) verantwoording af te leggen over de doelmatig- en doeltreffendheid van hun functioneren. De zes rijkscultuurfondsen worden daarom elke beleidsperiode (1 keer per vier jaar) gevisiteerd.